Bangladesh, de rest van het verhaal - Reisverslag uit Dhaka, Bangladesh van WHM Koningsbrugge - WaarBenJij.nu Bangladesh, de rest van het verhaal - Reisverslag uit Dhaka, Bangladesh van WHM Koningsbrugge - WaarBenJij.nu

Bangladesh, de rest van het verhaal

Door: Wil

Blijf op de hoogte en volg WHM

12 April 2008 | Bangladesh, Dhaka

Het is als het in elkaar zetten van een legpuzzel, het beschrijven van situaties die we inmiddels achter ons hebben gelaten in plaats en tijd. Hitte, stank, lawaai, muskietenplaag, het lijkt met de dag onwerkelijker, vooral nu vanavond mijn kleindochters boven in bed het onderste uit hun logeerpartij halen en de temperatuur ‘s nachts nog steeds tot rond het vriespunt daalt.

We zijn al weer sinds 15 maart weg uit Bangladesh. Vervolgens zijn we een week in Londen geweest. Daarna is Mel doorgevlogen naar Washington, waar hij nog tot de 20e blijft. En terwijl ik me hier weer in mijn sociale Nederlandse leven van alle dag stort, zijn de voorbereidingen voor de volgende trip al weer in volle gang.

Kaboel, waar inmiddels ruim een jaar over onderhandeld was, waar Mel het contract al voor getekend had, en waarvan we zelfs al wisten waar we zouden gaan wonen, wordt steeds onzekerder. Het lijkt erop dat de geldschieter, de Wereldbank in dit geval, voorlopig de hand op de knip houdt en dus is het hele project voor onbepaalde tijd in de ijskast gezet.

Vind ik dat erg? Nou … nee …, niet echt! Maar ondertussen is deze week maar weer gebleken dat niet alle geldschieters op hun handen zitten. Mel kreeg afgelopen vrijdag een verzoek uit Australië om eens te kijken naar een vacature die ze hebben in Indonesië. “Voor augustus”, zeiden ze, dus dat kon wat ons betreft niet mooier. Vier dagen verder vlogen de emails en telefoongesprekken (via skype) af en aan rond de wereld tussen de VS, Australië, Indonesië en hier - een heel gedoe met al die tijdsverschillen, en niet geholpen door het feit dat Mel al een week zonder laptop zit – omdat de klant wil dat we al op 17 april beginnen. Huh!?!?!?!

Dat gaat in elk geval niet meer lukken, al was het maar omdat een mens toch gauw een dag of 10 nodig heeft om visa, de gesels van ons bestaan, te bemachtigen. Er wordt gedurende dit weekend koortsachtig dóór onderhandeld, maar het kan best zo zijn dat het maandag allemaal al weer wordt afgeblazen! Dus ik ga nog geen afspraken verzetten en afzeggen. Ik heb al te vaak gezien hoe eisen worden opgeschroefd en weer teruggeschroefd en hoe vertrekdata met het uur veranderen: omdat de klant, als het erop aan komt, zelf zijn zaakjes niet rond kan krijgen; omdat de financiering wordt teruggetrokken; omdat op het laatste moment toch een andere kandidaat gekozen wordt; omdat vluchten zijn volgeboekt, etc. En dan hebben we het nog maar niet over visa waar altijd, maar dan ook altijd wat mee misgaat.

Bangladesh, waar waren we gebleven. Mijn eigen activiteiten, onafhankelijk van Mel. De afspraak met de Nederlanders die me graag als teacher-trainer hadden willen hebben voor hun slum school, is uiteindelijk nooit van de grond gekomen. Eerst werd ik zelf ziek. De pogingen om naar een dokter te komen - niet gelukt - en het vinden van de juiste medicijnen, is nog weer een verhaal apart. Gelukkig wist ik zelf absoluut zeker dat ik alleen maar een blaasontsteking had, en dat ik er zo weer bovenop zou zijn, als ik maar de juiste medicijnen zou hebben. Marjorie heeft uiteindelijk mijn dokter in Diemen gebeld en gevraagd waar ik naar op zoek zou moeten. Medicijnen zijn in Bangladesh heel makkelijk over de toonbank te krijgen, als je maar een merknaam hebt. De hotelmanager is daarna hoogstpersoonlijk de pillen gaan kopen, en Mel heeft samen met een collega alle supermarkten afgestruind voor Cranberrysap, want dat schijnt ook heel goed te zijn tegen blaasontsteking. En toen was ik met een paar dagen weer boven Jan.

Maar intussen waren er ook zieken in het Nederlandse kamp, moesten mensen onverwacht naar huis, waren er een aantal ongeplande moslimfeestdagen waardoor scholen gesloten waren, en bleek het organiseren van vervoer een onoverkomelijk probleem.

Toen het eindelijk wel kon, in onze 6e week, was ik inmiddels hele dagen aan het werk voor Mel en kon ik me niet meer vrijmaken. Voor VSO heb ik nog wel het een en ander kunnen doen. Ze hadden een nieuwe programme manager nodig en het lukte maar niet er een te vinden via de normale sollicitatie procedure Ze wilden daarom met een headhunter in zee, maar wisten niet hoe dat moest worden aangepakt. Of ik daar bij kon helpen. Ze wilden ook graag dat alle safety procedures werden doorgelicht op krom Engels en onduidelijke opdrachten.

Die headhunters. Een onderzoekje op het internet leverde een tiental adressen op. Maar God mag weten waar ze van bestaan, want telefoons en emailadressen werken meestal niet en op de kantoren die ik bezocht bleek steeds de juiste man of vrouw net toevallig niet aanwezig. Maar ik werd ook nooit teruggebeld. Uiteindelijk heb ik met twee bedrijven uitgebreid contact gehad. Ik heb de gegevens van degene die me het meest betrouwbaar leek doorgegeven aan VSO en daar zijn ze meer aan de slag gegaan. Klus geklaard.

De safety procedure bleek een mengeling van heldere probleemstellingen en opdrachten, afgewisseld met een soort van hallucinerend Engels over Catch 22 situaties. Je moet met het openbaar vervoer reizen, maar je mag er niet mee reizen. Je moet je deur op slot houden maar je deur mag niet op slot zijn, VSOers mogen tijdens fase rood niet reizen, maar ze moeten zich wel melden bij een centraal punt ergens in het land, dat soort dingen.

De man met wie ik dat allemaal doorsprak, was bij VSO o.a verantwoordelijk voor het regelen van visa. Hij was de eerste die me waarschuwde dat wij wel eens ernstig in de problemen zouden kunnen komen. Hij vertelde me trots dat hij pas was getrouwd met een meisje dat zijn oom en zus voor hem hadden uitgezocht. Ze waren heel gelukkig, verzekerde hij me.

Dat we problemen zouden krijgen met ons visum hebben we daarna nog van diverse kanten gehoord, ook van de Nederlandse ambassade. Maar Biblop, de man die daar bij Uniconsult, onze opdrachtgever, verantwoordelijk voor was, wilde van geen problemen horen en bleef hardnekkig volhouden en dat er niets aan de hand was. Hij weigerde hardnekkig om nieuwe visa aan te vragen. Dat was absoluut niet nodig! Uiteindelijk hebben ons daar bij neergelegd. De andere consulenten hadden immers ook geen problemen gehad. Dat hebben we geweten.

We woonden in Dhaka in de SSInn (zo’n naam zou je in Europa niet mee wegkomen en het bleef me een onbehaaglijk gevoel geven), in Banani, een redelijk sjieke wijk, al zou je dat niet zeggen met al die krotten die overal tegen huizen en aan de oevers van de vele plassen en meren gebouwd zijn, en hadden een kamer op de derde verdieping met een enorm balkon. Daar zat ik ’s morgens meestal te werken, omringd door palmbomen, heel idyllisch. Ik zag regelmatig tropisch vogeltjes voorbij flitsen, maar het grootste deel van de boomtopbevolking bestond toch uit kraaien. Mel voerde ze regelmatig en omdat kraaien heel snel tam worden, zaten ze al snel ’s morgens te wachten tot ik buiten kwam zitten in de hoop dat er iets te halen zou zijn. Ze zagen er allemaal reuze gezond uit, maar het leek met al dat gedoe over ‘bird flue’ toch verstandiger om ze niet zo dichtbij te halen. Bovendien pikten ze steeds van alles zodra ik maar even naar binnen liep, dus heb ik uiteindelijk mijn veto uitgesproken over dat voeren. Maar het viel nog niet mee om consequent te zijn, want kraaien zijn ontzettende bedelaars. Ze blijven gewoon doorzeuren.

Over bedelaars gesproken. Ik ben nooit in India geweest, waar het nóg erger schijnt te zijn. Maar in Bangladesh is het echt heel erg. Wandelen staat gelijk aan spitsroeden lopen. En hoewel ik consequent iedere dag een paar uur ging wandelen, kreeg ik er steeds meer een hekel aan. Het gebeurde maar zelden dat ik iemand iets kon toestoppen zonder dat een ander dat zag, en dan had ik meteen een horde bedelaars achter me aan die hun deel opeisten. Vooral kinderen weten van geen wijken. Ze blijven achter je aanlopen, tegen je aanduwen en aan je kleren trekken. Zo benauwend soms dat ik me moest inhouden er niet een paar een lel te verkopen. Het was pas gedurende onze laatste week dat ik eindelijk doorhad dat ze dol zijn op spelletjes. Als ik, in plaats van zo hard mogelijk door te lopen, de tijd nam om stil te staan en gezichten tegen ze te trekken en simpele Engelse teksten als “my name is …, what is your name?” met ze te oefenen, veranderde hele sfeer en vergaten ze dat ze aan het bedelen waren. Dat werkt helaas niet met volwassen bedelaars.

Bird flue haalt in Bangladesh nog steeds dagelijks de kranten, en officieel worden overal in het land kippen afgemaakt en is er geen kip of ei meer te koop. De werkelijkheid is dat de kippen die worden geslacht vervolgens illegaal aan restaurants verkocht worden. Dus er is geen restaurant in Bangladesh waar je niet kip kunt bestellen. En verder worden verse eieren en levende kippen nog gewoon overal verkocht, ook in de straat waar wij woonden. Dat nam niet weg dat bird flue een prima excuus bleek om eventuele missers te verhullen: als ze weer eens vergeten waren om boodschappen te doen en er dus geen bangla gekookt kon worden, dan kregen we spiegeleieren, met van dat nog lopende eigeel waar volgens de wetenschap nou juist al die bacteriën inzitten. Een enkele keer ging het echt mis en was er helemaal geen ontbijt en dat was dan “omdat alle kippen griep hadden”.

De meeste mensen in Bangladesh spreken wel wat Engels en veel mensen spreken het uitstekend. En dus dachten we dat we begrepen werden als we bevestigende antwoorden kregen. De praktijk bleek iets weerbarstiger. Het leverde soms hilarische situaties op. Een simpele vraag om de koffie voortaan wat sterker te maken: “je weet wel, twee schepjes Nescafé in plaats van één”, leverde het resultaat op dat ik voortaan twee kopjes slappe koffie kreeg in plaats van één sterke. De enige manier om te voorkomen dat er suiker in mijn koffie en thee gelepeld werd – gemiddels zo’n 3 grote scheppen – bleek handen tegen te houden. Er werd braaf geknikt op ons “NO SUGAR!”, ze herhaalden het ook nog een keer. Dan kwamen ze terug met de vraag “with milk?”, en aangezien de thee rechtop in je maag stond, trapten we daar in het begin in. Maar dat bleek een onmogelijk probleem op te leveren, want niemand, maar dan ook NIEMAND die een béétje normaal is drinkt thee MET melk, maar ZONDER suiker, dus dan werden er alsnog 3 scheppen suiker in de thee geflikkerd. Of de melk was van tevoren al gezoet. De enige oplossing bleek thee zonder melk en suiker te bestellen en er bovenop te blijven staan kijken terwijl het werd ingeschonken. Maar soms ging het dan nog fout, want Bangladeshi zijn zo bezeten van zoet, dat de theebladeren vaak ook al met suiker gemengd worden.

Over de Kafkaëske misverstanden die de taalverwarring op kantoor soms opleverde kunnen we boeken schrijven, maar die zouden vervolgens dan weer niet uitgeprint en gefotokopieerd worden want discussies over toner en printpapier konden dagen in beslag nemen zonder tot bevredigende resultaten te leiden.

Mel liet de strijd met de kamerjongens, die alleen maar Bangla spraken, en met Sabbier, de hotelmanager aan mij over, want Sabbier had immers gezegd dat hij “altijd alles voor mij zou doen, omdat hij zelf geen grootmoeder meer had”. Sabbier is eind 30, Marjorie’s leeftijd schat ik, en dit was dus niet helemaal het compliment waar ik op zat te wachten. Hij zei ook dat hij wel kon zien dat ik vroeger(!!) heel mooi moest zijn geweest, toen ik nog niet zoveel rimpels had. Ook dat was even slikken. Maar ach de schat bedoelde het zo goed. Het ging me dan ook echt aan mijn hart dat we uiteindelijk de laatste week toch nog naar een ander hotel verkast zijn omdat het in de SSInn gewoon niet meer te harden was vanwege de muggen omdat ze daar maar niet konden leren deuren en ramen achter hun gat dicht te doen.

Kennelijk zijn er in Bangladesh alleen maar muggen in de maanden dat de temperatuur aangenaam is en iedereen dus graag buiten wil zijn, zo tussen december en maart. Zodra het echt warm wordt, boven de 40 graden, verdwijnen ze kennelijk. Dat betekent, denk ik, dat die muskieten in een periode van 3 maanden moeten doen waar ze elders een jaar voor hebben, en dus zijn ze ongelooflijk actief en agressief! Een groot deel van mijn dag was dan ook gewijd aan het steeds obsessiever bestrijden van muskieten. We hadden smeersels om ze van ons lijf te houden, spuitbussen om ze naar de andere wereld te helpen, tennisrackets die een stroomstoot afgeven aan alles waar ze mee in aanraking komen, en waarmee ik voordurend achter ze aan joeg, een blauwe lamp die geacht werd muskieten aan te trekken en te elektrocuteren. We hadden de ventilator en de airconditioning op vriezen staan. Niets hielp. Ze vonden altijd hun weg de kamer in en ze bleven aanvallen, vooral mij.

Mel heeft de truc van het snel in en uit bed gaan zonder muskieten de kans te geven met hem mee onder het net te kruipen nooit onder de knie gekregen en hij moest er ’s nachts altijd wel een keer uit. Dus, pak hem beet vanaf een uur of 3, was ik klaar wakker en in de weer met mijn elektrische tennisracket om muskieten te verdelgen die hun weg onder het net hadden weten te vinden en een bloedorgie hadden gehouden tot ik wakker werd van de jeuk. Sommige van die krengen waren zo zwaar van MIJN bloed dat ze niet eens meer vliegen konden. Dat maakte ze wel een makkelijke prooi voor mijn wraak natuurlijk! En ondertussen sliep Mel als een baby en had nergens last van! Ik had ’s avonds een lange broek, dikke sokken en shirts met lange mouwen aan. Mel paradeerde naakt door de kamer. Maar na de eerste twee dagen, toen hij eruit zag alsof hij de waterpokken had, werd hij niet meer gestoken terwijl ik, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, voortdurend onder de beten zat.

Dhaka is een typische Aziatische metropool met miljoenen inwoners, waar de spits 24 uur per dag duurt. Reizen is een nachtmerrie van voortdurend stoppen en optrekken op wegen die als 4-baans bedoeld zijn, maar waar steeds minimaal 7 rijen naast elkaar bewegen. Niet nétjes naast elkaar natuurlijk, dat zou te eenvoudig zijn. Iedereen probeert de ander vliegen af te vangen door elkaar links en rechts te passeren, van de weg te drukken en op te duwen. Vooral bussen halen de meest merkwaardige capriolen uit. Dat is ze ook aan te zien. Alle bussen hebben diepe voegen aan de zijkanten waar ze tegen muren, en ander verkeer zijn aangeschuurd terwijl ze zich overal doorheen drukken.

Motortaxis (beter bekend als tuktuk of CNG) en rickshaws weten zich meestal nog heel aardig tussen de chaos door te wrikken, (behalve dan wanneer het fout gaat en ze achter een autospiegel blijft haken, of beklemd raken tussen het zwaardere werk. Gelukkig loopt het meestal goed af omdat de gemiddelde snelheid zo laag is. We zagen regelmatig hoe een CNG dreigde te worden platgewalst tussen twee bussen, soms als we er zelf inzaten! Maar goed, de buschauffeurs houden hun vingers op de claxon, dus CNG bestuurders hebben gewoon te zorgen dat ze weg zijn. Toch maakten we nog het meest gebruik van die CNGs, ondanks hun kwetsbaarheid, omdat ze betrouwbaar en snel zijn, terwijl taxichauffeurs volkomen onberekenbaar bleken.

De luchtvervuiling is in Dhaka een enorm probleem door die verkeersdruk. De verkeerspolitie is uitgerust met maskers vanwege de stank. Dat weerhoudt de allerarmsten: kleine, vervuilde kinderen, vrouwen met baby’s als aardappelzakken over hun schouders, en mannen met vreselijke verminkingen er niet van voortdurend door dat verkeer heen te lopen, op autoramen te kloppen en de baby’s en de verminkingen in je gezicht te duwen. En als je niet reageert, en het zijn er echt honderden dus hoe kan je reageren, blijven ze op je ramen kloppen en roepen totdat de auto weer 10 meter kan optrekken, waar de volgende groep bedelaars het overneemt. Het geeft zo’n gevoel van schaamte en hopeloosheid. Hoe kan je beginnen te helpen. Wat kun je doen?

En evengoed deed het verhaal de ronde dat de straatvegers, en vuilopruimers (vrouwen en kinderen die op de vuilnisbelten leven en vuil sorteren, dus zo ongeveer de laagste vorm van menselijk leven), dreigen hun laatste bron van inkomen kwijt te raken vanwege ‘goedkopere’ import vanuit China, waarvandaan arbeiders schijnen te komen die bereid zijn voor nóg minder te werken en nóg smeriger werk te doen. Of het waar is, is weer een andere zaak, want dezelfde bronnen melden ook dat er in China een enorm tekort is op de arbeidsmarkt vanwege het één-kind beleid.

Zo nu en dan zagen we toch kans Dhaka even te ontvluchten. We hebben een boottocht gemaakt over een van de vele rivieren die langs Dhaka stromen. We moesten er eerst heel Dhaka voor doorreizen, maar daarna zaten we dan toch op het water, en de stank en het lawaai vielen meteen weg! We stopten zo nu en dan, eerst voor een Hindoetempel en later voor een paar zijdefabriekjes. Van de tempel was niet veel meer over. Het grootste vermaak bestond uit de dorpsjeugd, die ons overal bleef volgen. Een van die kleine lamstraaltjes had een vogel gevangen en de peuk van een brandende sigaret in zijn bekje geduwd, zo dat het net leek of hij rookte. Ik raakte er geweldig van over de rooie. Dat vonden ze eerst zoooo vermakelijk, maar op een gegeven moment hadden ze toch door dat het echt niet leuk gevonden werd, ook niet door de andere buitenlanders, dus toen werd de peuk weer verwijderd. Uiteindelijk lukte het de vogel gelukkig om te ontsnappen de rijstvelden in.

Dat kinderarbeid een gegeven is hier, dat weet je. Maar meestal blijft het verborgen. In Dhaka moet je het echt wíllen zien. Maar in die zijdefabriekjes waren uitsluitend heel jonge kinderen aan het werk, soms begeleid door een van hun ouders, die ze de kneepjes van het vak leren. Ze werken 7 dagen per week, 10 uur per dag, voor 150 thaka per maand. De armoedegrens ligt op 2000 thaka per maand. En deze kinderen zijn nog goed af vergeleken bij hun leeftijdgenoten in de bouw, de schrootindustrie en de vuilverwerking. Daar zijn de toestanden erbarmelijk. Ook hier weer de vraag: “waar begin je?” Onderwijs en kinderarbeid zijn niet eens speerpunten bij de armoedebestrijding in Bangladesh, ook niet voor de VSO!

Voor ons werk moesten we op inspectie in Rahjahie in het noordoosten van Bangladesh. Een prachtige rit van 5 uur over een goedonderhouden weg, langs eindeloze rijstvelden, bracht ons naar een stad waar nog nauwelijks auto’s zijn maar wel honderden rickshaws en waar het dus nog schoon ruikt. De enige domper op de reisvreugde was de volslagen bezopen rijstijl van onze chauffeur. (We weten inmiddels dat wij toen een werkelijk uitstekende chauffeur hadden. Het kon nog veeeel erger). En dan hebben we het nog niet over de capriolen die andere weggebruikers uithaalden. De enige consideratie die iedereen wil doen aan verkeersveiligheid is lang en luid toeteren, en dat gebeurt dus overal, voortdurend en vol overgave, maar niemand neemt snelheid terug, onder geen voorwaarde. Dat ik hier de afgelopen zonnige dagen met mijn laptop in de tuin kon zitten om het allemaal na kan vertellen, heeft dan ook niets met enige Bangladeshi chauffeur te maken. Zij hebben er alles voor over om zichzelf en hun medemensen naar de hemel te helpen. In Nigeria voelde ik me niet altijd even behaaglijk op de weg. Hier kreeg ik acute hartklachten.

Het werd pas een ietsje beter toen we bijna een heel contingent rickshawrijders en hun passagiers naar de andere wereld hadden geholpen omdat onze chauffeur weigerde vaart te minderen terwijl het toch voor iedereen zichtbaar was dat ze geen kant heen konden. Mel en ik schreeuwden tegelijkertijd, maar in verschillende talen dat het godverdomme over moest zijn en dat hij vaart moest minderen. Ten overvloede trok Mel, de chauffeurs hand van de claxon en dreigde met vreselijke straffen als hij nog eenmaal dorst te toeteren. De chauffeur verstaat geen woord over de grens en communiceert met handgebaren met ons, maar dát begreep hij. Hij was tot op de dag dat we vertrokken nog steeds helemaal getraumatiseerd en durfde niet meer te toeteren als hij ons vervoerde. En hij heeft verder steeds in een, (in zijn eigen ogen ongetwijfeld belachelijk), aangenaam tempo gereden.

Mels Bangla collega Kawnine zat op de voorbank, en had een nog veel beter zicht op alle bloedstollende situaties dan wij, maar ondanks het feit dat hij claimt hartklachten te hebben, zat hij daar lekker en hij vertrok nooit een spier in zijn gezicht.

In Rajahie moesten we projecten bezoeken die vrouwen aan werk en onafhankelijkheid moeten helpen. Het was een erg leuke ervaring. De projecten zijn slecht opgezet en mondjesmaat, maar wat ze bereiken, bereiken ze. Vrouwen krijgen opleidingen die ze in staat moeten stellen zelfstandig iets op te bouwen in de landbouw of de huisvlijt. Leuk om te zien en mee te maken. De meisjes die aan de projecten meedoen zijn er zelf allemaal enthousiast over. Alles is beter dan het was nietwaar! Als ze afstuderen, krijgen ze de mogelijkheid een renteloze microlening aan te gaan en daarmee een bedrijfje op te zetten. Als dat lukt, en ze betalen op tijd terug, kunnen ze een grotere lening krijgen enzovoort. En vrouwen zijn zo consciëntieus, die betalen altijd terug, al moeten ze er honger voor leiden. Maar meestal gaat het goed.

Kawnine vond dat we zo rond een uur of 6 wel weer terug naar huis konden, maar toen heb ik toch maar even mijn voet stijf gehouden. Hoewel het niet mijn project was, en ik er officieel niet eens bij was, ben ik nog niet voldoende levensmoe om ’s nachts te rijden in dat volslagen idiote verkeer. Rickshaws hebben geen verlichting en ze gaan niet harder dan 5 km per uur. Dat weerhoudt ze er niet van zich bij nacht en ontij op de snelweg te wagen, liefst naast elkaar voor de gezelligheid. Vrachtwagens hebben meestal ook geen verlichting. Het houdt de bestuurders er niet vanaf ’s nachts onderweg te zijn met dezelfde snelheden die ze overdag ontwikkelen en alles en iedereen in te halen, ook als ze dat helemaal aan de andere kant van de weg brengt. Het openbaar vervoer bestaat uit streekbussen, die er allemaal stuk voor stuk uitzien of ze regelmatig door de mangel worden gehaald. En daar is een reden voor. Ze drukken constant iedereen van de weg en gaan fysieke confrontaties niet uit de weg. Vandaar dat VSOers er niet mee mogen maar wel moeten reizen! En ik wilde niet eens weten wat onze eigen chauffeur allemaal zou uitspoken!

Maar toen ik zei dat ik wilde blijven, was er tot mijn verbazing geen discussie. OK als ik dat wilde, dan bleven we toch. We zijn uiteindelijk twee nachten gebleven en we hebben ons uitstekend vermaakt. Er werd ter plekke een cultureel programma opgesteld voor de ‘delegatie uit Dhaka’, waar o.a. een park inzat. Dat park bleek een kinderpark te zijn met van die karretjes waarin je met een rotvaart een vijver indendert, en botsautootjes en zweefmolens. Mel ging helemaal uit zijn dak en wilde overal in. De collega met de hartklachten dacht niet dat zijn hart het aan zou kunnen en bleef veilig op de grond en aan de kant. Ik was zeiknat en steenkoud op een gegeven moment, maar lol hadden we wel.

We trokken, als altijd, grote drommen publiek, zoiets als de Koninklijke familie op werkbezoek met Koninginnedag. Maar ondertussen waren we wel de enigen die nog ergens inwilden, dus het parkpersoneel wilde naar huis en Mel wist van geen ophouden. Om hem te pesten wilde ik toen per sé in het enige evenement waar hij niet in wilde: een soort van trapautootje over een hele hoge rail die om het hele park heenliep. Ik had er mezelf ook aardig mee, want Mel bleek maar met één bil in zijn stoeltje te passen en kon niet bij de trappers. Ik moest het dus alleen opknappen. Mel had het spaansbenauwd want het karretje schudde en kraakte en hij had er gemakkelijk uit kunnen vallen, zo hangend op één bil, en 20 meter naar beneden storten. Mel is niet iemand die zijn emoties verbergt, dus mijn getrap werd begeleid door een niet te stuiten stroom van geweeklaag. Maar ik had het daarna voor elkaar. Hij had er genoeg van en wilde terug naar het hotel.

Terug in Dhaka, na de zoveelste doorwaakte nacht vanwege de muggen was ik het ineens zat. Ik ben eens gaan rondkijken naar andere hotels en ontdekte al gauw dat de meeste hotels in de straat weliswaar veel duurder aren, maar ook aanzienlijk beter, en er bleek prima te onderhandelen over de prijs, dus hebben we van het ene moment op het andere besloten om te verhuizen. Dat bleek een goede keuze. Zowel de hotelkamer als het hotelpersoneel waren veel prettiger. De eerste nacht ging het nog even mis omdat een idioot, die naamloos zal blijven omdat het Mel was, een raam openzette en vergat weer dicht te doen. Tot mijn niet gering leedvermaak bleken dit muggen te zijn die vooral Mel heel smakelijk vonden. Maar toen we daarna de ramen hermetisch gesloten hielden, hebben we in de kamer geen last meer gehad van muggen.

Ons laatste weekend wilden we naar de kust, naar een plaats die Cox’s Bazaar genoemd wordt. De plek is vooral beroemd omdat het een prachtig lang zandstrand heeft. En het zeewater is heerlijk warm. Maar zwemmen is even zo goed een beetje een bezoeking als je de voornaamste bron van vermaak bent voor de busladingen Bangladeshi toeristen die dit oord aantrekt. We hadden het na een halfuur wel gezien en zijn de omgeving gaan verkennen. Veel bouwactiviteit langs de kust, die versterkt moet worden tegen het typhoon geweld. Vrijwel naakte mannetjes op blote voeten die met enorme blokken beton lopen te sjouwen met bamboe schragen en jukken als enige hulp. Bijna alle huizen langs de kust blijken garnalen kwekerijen te zijn. We wilden er graag een bezichtigen, maar het lukte niet om ergens binnen te komen. De gebruikelijk smoeswas dat de manager net even weg was. Ze houden duidelijk niet van pottenkijkers

De heenreis was heel ontspannen omdat we bleven overnachten in Chittagong – in een hotel dat veel weg had van de smerige dump waar VSO ons in Kano in had ondergebracht. We werden ’s avonds uitgenodigd bij Kawnines neef. Er stond weer een geweldig feestmaal op tafel, geserveerd door de 23-jarige dochter, die het weekend ervoor getrouwd bleek te zijn via het internet en met behulp van de webcam. De bruidegom woont in Zweden en bruid en bruidegom hebben elkaar nog nooit ontmoet! Dat gaat gebeuren wanneer hij in juni komt om de papieren te tekenen en zijn bruid op te halen. Ze had een enorm fotoalbum van de plechtigheid. Ze was prachtig uitgedost in rood en goud en helemaal beschilderd met henna. En dat allemaal voor een bruidegom in Zweden! Maar de hele familie was gelukkig en tevreden, vooral de bruid.

Het is voor ons moeilijk te begrijpen, maar jonge mensen in Azië voelen zich hier nog steeds het veiligst bij. Ze hebben allemaal mobiele telefoons, westerse kleding en internet. Ze studeren en gaan uit met medestudenten van het andere geslacht. Maar de familie zoekt nog steeds hun partner uit en besluit wanneer er getrouwd wordt.

We wilden op de terugweg niet nog een nacht in dat vreselijke hotel, dus we besloten in één ruk door te reizen. Dat was niet zo’n goed idee. We waren nog maar halverwege toen de duisternis inviel en naarmate het donkerder werd, had ik steeds meer het gevoeld dat we op een zelfmoordmissie waren. We haalden bussen in die op hun beurt vrachtwagens aan het inhalen waren, die personenauto’s aan het inhalen waren die CNGs en rickshaws van de weg drukten, en dat terwijl door het tegemoetkomende verkeer ook druk werd ingehaald. We belandden regelmatig in de zachte berm van de verkeerde weghelft en zagen die inhalende tegenliggers vaak pas op het laatste moment omdat veel van onze medeweggebruikers geen verlichting voerden. Het was een ervaring die ik niet graag zal herhalen. Vlak voor Dhaka werd een van onze spiegels eraf gereden door een vrachtwagen die door een inhalende bus tegen ons aan gedrukt werd. Onze chauffeur zag meteen een rood waas en ging achter de vrachtwagen aan en ging scheldend en gebarend naast hem rijden om genoegdoening te halen, al het overige verkeer negerend. Daar kwam pas een eind aan toen Mel beloofde de spiegel te vergoeden!

In Nigeria woonde ik tussen de Nigerianen en maakte ik makkelijk vrienden. In Bangladesh, waar ik als expat leefde, was dat veel moeilijker. We raakten uiteindelijk bevriend met Kawnine en zijn familie en dankzij Mart en Elly, die nog steeds in Nigeria zitten, hebben we uiteindelijk toch ook contacten gelegd met andere Bangladeshi. Zij hebben een twintigtal jaren geleden als volunteers in Bangladesh gewerkt en onderhouden nog steeds contacten met de vrienden die ze toen gemaakt hebben. Via hen leerden we Abdus Salam en zijn familie kennen. Ontzettend aardige mensen, die ons bij hen thuis nodigden en een geweldig feestmaal voor ons aanrichtten en met wie we nog steeds mailen.

Via hen kwamen we in een Boeddhistische tempel terecht, waar we prompt werden uitgenodigd voor een feest. Veel onbegrijpelijke toespraken, maar ook prachtige muziek en prachtige dansen. We hadden nog niet veel cultuur gezien, en het was heerlijk om ook eens even een andere kant van Bangladesh te zien.

En toen was het zomaar ineens donderdag 13 maart en vertrokken we naar huis, dachten we. Maar zodra we door de paspoortcontrole gingen, bleek het foute boel: visa verlopen? dan niet vliegen! Onze bagage werd weer uit het vliegtuig gehaald en we moesten het verder maar uitzoeken. En daar stonden we om 2 uur ‘s nachts. En er zou niet eerder dan zaterdag weer een vlucht zijn! Mel was in alle staten en begon meteen mensen uit hun bed te bellen. Ik bleef er merkwaardig koel onder. We zijn weer teruggegaan naar het hotel, waar onze kamer immers nog geheel van ons was … Tegen 9 uur hadden we iedereen gemobiliseerd die we wilden mobiliseren. En toen begon de jacht op nieuwe visa. Waarom bleven we niet gezellig nog een paar weekjes, was het eerste dat de olijke Biblop vroeg, maar een uur later was hij niet meer zo olijk, want toen was hij inmiddels ontslagen door zijn broer(!) de directeur van Uniconsult.

Uiteindelijk zijn 2 man een hele dag bezig geweest om onze visa te regelen en ik wil niet weten hoeveel dat gekost heeft. Maar Mel heeft nog een hoop moeten voorschieten. Om half 5 was het dan toch voor elkaar, we hadden de visa. Tegen die tijd waren we er ook achter dat er die nacht nog een vlucht van Air Emirates ging. Air Emirates kan niet via internet geboekt worden. Het plaatselijk kantoor nam nog wel de telefoon op, maar toen ik meldde dat ik twee tickets wilde boeken voor de vlucht van die avond, werd snel de hoorn op de haak gegooid. Mel belde via skype met het kantoor in Londen en kreeg te horen dat er nog genoeg plaats was, dus stuurden we de portier er op uit om een taxi voor ons te zoeken, gooiden alles weer in onze koffers en stonden om 7 uur weer op het vliegveld. Het duurde even voordat we er achter waren dat er helemaal geen kantoor van Air Emirates op de luchthaven is, maar na gestadig doorvragen – we weten inmiddels dat je nooit meteen het juiste antwoord krijgt, van niemand, vonden we een supervisor die zei dat hij ons wel kon helpen met de tickets. Hij deed er precies een uur over, want het moest allemaal met de hand: 2 tickets naar Dubai, 2 tickets naar Londen. Londen Amsterdam was te moeilijk. Dat moesten we ter plekke maar regelen.

We zeilden door de paspoortcontrole met onze nieuwe visa en waren de allerlaatste passagiers die aan boord gingen. Het was zooo goed om op weg te zijn!

Het stormde en we liepen door de tegenwind zo’n vertraging op dat we moesten rennen om onze aansluiting te halen en dus gingen we ook in Dubai als allerlaatsten aan boord.

Op Heathrow heerste chaos want BA was aan het staken. We moesten van terminal 3 naar terminal 4 en onze bagage was zoek. We waren net klaar met het invullen van de schadeformulieren toen de koffers alsnog van de band kwamen rollen. Toen rennen naar de trein met alle bagage. In terminal 4 moesten we ons door de gestrande reizigers heen vechten om naar de KLM balie te komen. Ze hadden nog precies 2 tickets. Dankzij de chaos werkte de E-ticket check-in niet, dus moesten we aansluiten in een heeeeele lange rij. Toen we eindelijk aan de beurt waren, bleek Mel overwicht te hebben (daar maken ze zich op intercontinentale vluchten niet druk om, en als je wordt doorgeboekt naar een Europese vlucht heb je er ook geen last van, maar dit was een retourtje Londen-Amsterdam en dus werd hij naar de bank gestuud om te betalen.

Toen we eindelijk door de controle mochten, bleek het ook daar chaos. En omdat iedereen jassen en schoenen uit moet trekken en laptops uitpakken, duurt het allemaal zó lang. Dus uiteindelijk waren we weer de allerlaatste passagiers die aan boord gingen.

Merkwaardig hoe we allebei dat thuisgevoel al kregen toen de landing werd ingezet. Het is heerlijk om weer thuis te zijn, en we willen nog zoveel doen. Dus, hoe graag ik ook naar Indonesië wil, ik hoop toch van harte dat we niet meteen weer wegmoeten.



  • 13 April 2008 - 03:44

    Jan From Almere:

    En toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat je het hier meer naar je zin hebt dan in Nigeria. Ik vraaag me alleen af of jullie "waarbenje"nu"-reizigers ooit onze reatie ts lezen krijgen. Ik heb nu een paar van zulke globetrotters, maar ze reageren nooit op vragen. Beantwoord nu op zijn minst deze vraag, dan weet ik tenminste dat ik niet voor niets zit te antwoorden....
    Het ga je verder heet goed...

  • 13 April 2008 - 09:35

    Marleen ('t Palet):

    Hoi Wil!
    Wat een verhaal weer! Na mijn reizen door Zuid-en Midden-Amerika en 6 weken India, weet ik dat het vaak afzien is (oh oh die muggen!!). Maar ik heb weer zo genoten van je verhaal en krijg toch weer de reiskriebels! Ben benieuwd naar je volgende avontuur.
    Misschien tot ziens in Diemen!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

WHM

gezicht 2022

Actief sinds 04 Sept. 2006
Verslag gelezen: 395
Totaal aantal bezoekers 129742

Voorgaande reizen:

21 Juni 2019 - 21 Juni 2019

PUM missies in Yogyakarta

04 November 2015 - 27 November 2015

Trouble in Paradise

07 Mei 2012 - 26 Mei 2012

Mijn eerste reis

Landen bezocht: